Nederlandse hangoordwerg


Herkomst/geschiedenis

De Standaard
De Nederlandse Hangoor Dwerg bestaat ruim 30 jaar en moet een miniatuur van de Franse hangoor zijn. Het is de jongste van de konijnengroep dwergrassen en is een creatie van de bekende Tilburgse tan fokker en keurmeester Adr. De Cock, die er ongeveer 12 jaar aan besteedde, alvorens hij de eerste producten van zijn fokkerskunst op de tentoonstelling bracht. Met doorzettingsvermogen en eindeloos geduld lukte het hem tenslotte een miniatuurvorm van de circa 5 ? 6 kg wegende Franse Hangoor te fokken… De dieren worden gefokt naar de standaard van de Nederlandse Konijnenfokkers Bond waarin beschreven staat hoe de Nederlandse Hangoor Dwerg eruit moet zien. Het volgende schrijft deze standaard voor: Type en Bouw: Het type is kort en gedrongen, halsloos, breed in schouders en borst.De nek is kort en krachtig ontwikkeld.De ruglijn loopt vanuit de nek in een lichte welving naar de fraai afgeronde achterhand.De afronding van de brede achterhand verloopt in een korte ronding.De benen zijn stevig, kort en dik.

Gewicht:
Dit moet liggen tussen de 1.15 en 1.65 kg.

Pels en Conditie:
De pels is dicht, zacht en glanzend met veel onderwol.De ideale pelsconditie bij het tentoonstellingsdier is een geheel doorhaarde pels, zonder dun behaard of kaal plekje.De verharing herkent men duidelijk aan het grannenhaar, het oude, afstervende en het nagroeiende, krachtig gekleurde haar is zichtbaar en te onderscheiden.Niet enkele in het rond vliegende haren, maar flink loslatend haar is als verharing te beschouwen.De pels moet vol ingehaard, glanzend en aanliggend zijn.

Kopvorm:
De kop moet sterk ontwikkeld zijn, breed tussen de ogen met sterk ontwikkelde wangen en snuit.Het neusbeen is sterk gebogen.Bij de ram is een kleine kin-knobbel toegestaan.Hieronder verstaat men een aanhangseltje, zo gering mogelijk.

Oren (behang):
De oorlengte bedraagt 21 tot 26 cm. Ze worden gemeten van oorpunt tot oorpunt met onbegrip van de schedelbreedte. De oren hangen loodrecht naar beneden met de schaalopening naar de kop gekeerd.Aan het uiteinde zijn ze lepelvormig. afgerond. Hoe dikker en steviger de oren zijn, hoe beter.Vouwen en plooien in de oren zijn foutief.Door de ombuiging van de oren aan de wortels ontstaan twee zichtbare verhogingen, kronen genaamd. Deze moeten sterk ontwikkeld zijn.

Kleur:
De Nederlandse Hangoor Dwerg is erkend in de volgende kleuren: Konijngrijs, Ijzergrauw, Blauwgrijs, Blauwgrauw, Zwart, Blauw , Madagascar, Isabella. Eveneens zijn erkend: Midden sepiabruin marter, Donker sepia bruin marter, Midden geel marter, Midden blauw marter, Sallander, Wit met rode en blauwe ogen, Rustekening. Erkend zijn verder bonte Ned.Hangoordwergen in de kleuren: Konijngrijs, Ijzergrauw, Blauwgrijs, Blauwgrauw, Zwart, Blauw, Madagascar en Isabella.Deze moeten door de tentoonstellingsorganisatie in bovenvermelde volgorde worden tentoongesteld met vermelding van de kleur. De plaats van de witte vlekken wordt niet nauwkeurig aangegeven.Gevraagd wordt een manteltekening, waarbij de rug en de zijden zoveel mogelijk gekleurd zijn, de kop overwegend gekleurd met een geheel gekleurde snuit en dito oren. De borst en de voorbenen moeten bij voorkeur geheel wit zijn, de achterbenen en de buik overwegend of geheel wit.Gestreefd dient te worden naar zo groot mogelijke symmetrie in de tekening.Witte en bonte dieren met witte voeten hebben kleurloze nagels. Einde gegevens uit de standaard.

Karakter Nederlandse hangoordwerg
De Nederlandse hangoordwerg heeft een rustig, vriendelijk karakter. Het zijn echte knuffeldieren, waardoor ze voor kinderen makkelijk te hanteren zijn. Konijnen kunnen goed samen leven, maar sommige konijnen leven ook graag alleen als ze maar genoeg leven (konijnen in een ander hok bijvoorbeeld, die ze wel kunnen zien en ruiken) om zich heen hebben. Twee voedsters uit hetzelfde nest gaat vaak goed, maar kan op latere leeftijd ook ruzie worden. Je neemt altijd een risico als je twee konijnen uit een ander nest samen zet, ook als het voedsters zijn. Vaak wil een van de twee zich dominant gedragen over de andere, met vechten als gevolg. Zet nooit twee rammetjes samen, dat wordt altijd vechten. Een voedster met een gecastreerde ram is de beste combinatie, op voorwaarde dat de voedster in het hok van de ram wordt gebracht en niet omgekeerd. Konijnen kunnen ook samen met cavia?s leven!

Verzorging

Het hok:
Het hok moet voor een nederlandse hangoordwerg minimaal 60 bij 100 zijn en zo hoog dat het konijn op de achterpoten kan gaan staan. Een groter hok is natuurlijk altijd beter. Het hok moet ook minimaal 30 cm van de grond staan. Zorg voor een afdakje boven het hok zodat het niet kan inregenen. Konijnen kunnen helemaal niet tegen felle zon, zet je konijn in de zomer dus op een schaduwplekje, of in de garage/schuur waar het koeler is. Zet je konijn niet tegen de verwarming! In de winter moet je konijn naar binnen (in de schuur is prima), en heeft het konijn veel meer stro nodig om onder te kruipen. Je maakt het hok minimaal ??n keer in de week helemaal schoon, ook goed in de hoekjes! Om de paar dagen moet je al de mestplek weghalen (meestal heeft een konijn daar een hoekje voor). Maak ook het flesje en bakje om de zoveel tijd schoon. Een keer in het halfjaar ongeveer moet het hok helemaal ontsmet worden. Laat het hok wel eerst drogen voordat je het konijn weer terug zet. Je geeft het konijn een bodem van zaagsel en stro.

Voeding:
zorg er vooral voor dat je regelmatig eten geeft. Bijvoorbeeld alleen ‘sochtends, bijna een bakje vol (ongeveer 50 gram). Je kunt het natuurlijk ook alleen ‘savonds doen, maar niet de ene keer ‘sochtend en dan weer ‘savonds. Blijf consequent! Er zijn verschillende soorten konijnenvoer, je moet zelf uitproberen wat het beste bij je konijn past. Hooi moet ook elke dag gegeven worden. Wortels kun je zo nu en dan geven. Geef geen planten uit de tuin en ook geen sla of kool. Dit is voedsel waar de maag van het konijn overstuur van raakt. Geef jonge konijntjes nog geen groenvoer. Je konijn kan op een leeftijd van een halfjaar op het gras, let er dan wel op dat het gras niet te jong is. Als je brood wilt geven, zorg dan dat dit oud droog brood is, geen vers brood! Natuurlijk moet er ook altijd vers water aanwezig zijn in een flesje.

Gezondheid:
Om de zoveel tijd moet je je konijntje controleren op z’n gezondheid. Kijk naar het neusje, deze moet droog zijn en er moet zeker geen snot uit komen. Bij snot kun je het beste een antibiotica kuur halen bij de dierenarts, maar let wel op dat ze niet de volgende producten meegeven:
Amoxicillin
Lincomycin
Clindamycin

Dit kan het konijn niet verdragen en kan je konijn alleen maar zieker maken. Als je konijn niest zonder snot kun je in de betere dierenspeciaalzaken ?sivotine? kopen. Let goed op de dosering. Het kan voorkomen dat je konijn niest na het schoonmaken van het hok of als je hooi geeft, dan weet je dat je hooi/stro te stoffig is. Beste advies is natuurlijk: nieuw goed stro of hooi kopen, maar je kunt het stoffige hooi/stro ook even vochtig maken met een plantenspuit. Kijk naar de vacht van je konijn, als er korstjes op zitten of schilfertjes dan heeft het konijn last van schurft. Er is een anti-schurft middeltje verkrijgbaar in de dierenwinkel. Het oog mag niet tranen (traanoog), dan kun je het beste naar de dierenarts gaan. Kijk ook naar de oren of daar niet teveel smeer in zit, maak het anders schoon met een droog doekje. Als je konijn scheef loopt met zijn hoofd, kan dat duiden op een middenoorontsteking. Altijd naar de dierenarts gaan in dat geval! Bij diarree (echte plakkerige poep) je konijntje meteen apart zetten van andere konijnen, en het proberen droog te maken met een doekje. Diarree is een vorm van uitdroging, je konijntje moet nu dus goed drinken. Je moet altijd een middeltje tegen diarree in huis hebben, omdat het konijn snel diarree kan krijgen van stress. Diarree is bij jonge konijntjes vaak fataal als er niets aan gedaan wordt. Als je konijn al een dag zijn eten niet aanraakt, en er stilletjes bij zit, ga dan meteen naar de dierenarts! Die kan je verder vertellen wat er met je konijn aan de hand is. Je kunt je konijn inenten tegen de konijnenziektes VHS en myxomatose. Dit moet half jaarlijks herhaald worden. Vooral als je hoort dat konijnen in de omgeving ineens dood in het hok lagen, is het raadzaam om je konijn in te laten enten.

Algemeen
De nagels van een konijn in een hok moeten geknipt worden (als hij buiten kan graven dan slijten ze meestal vanzelf maar in het hok kunnen ze alleen maar doorgroeien). Dit hoeft bij konijntjes voor 6 maanden niet te gebeuren, daarna moet je het zeker een in het jaar doen. Knippen kan met elk nagelschaartje gebeuren, maar er is ook een handig tangetje verkrijgbaar in de dierenwinkel. Bij het knippen hoeft er maar een heel klein stukje af, knip nooit in het ‘leven’, dit is het rode gedeelte onderaan wat je ziet in de nagel. De nederlandse hangoordwerg is geen zwaar konijn en daarom voor kinderen gemakkelijk op te pakken. Doe je ene hand onder het buikje en achterpoten en de andere op de rug en til het konijntje zo tegen je aan. De kop wordt tegen de elleboogplooi gehouden. Doe dit wel snel, voordat je konijn kan beginnen te spartelen. Op je schoot kun je je konijn lekker kriebelen zonder dat ie weg kan springen Een vrouwtjes Nederlandse hangoordwerg wordt ?voedster? genoemd en een mannetje een ?ram?. De voedster is geslachtsrijp vanaf ongeveer 9 maanden, maar als je haar wilt laten dekken moet je wachten tot ze uitgegroeid is. Het is raadzaam om te wachten met laten dekken tot een leeftijd van een jaar. Een ram is iets later geslachtsrijp, meestal met een leeftijd van 10 maanden maar er zijn ook laatbloeiers die pas met een jaar geslachtsrijp zijn. Een nestje is erg leuk, maar als je niet van plan bent om de jongen te houden maar gewoon een nestje te laten komen, dan moet je al wel voordat de konijntjes geboren worden weten naar welk tehuis de jongen gaan als ze daar oud genoeg voor zijn. De jongen mogen pas weg bij hun moeder met een leeftijd van 8 weken, later is altijd beter. Haal ze niet eerder weg bij de moeder, want ze drinken op die leeftijd nog bij de moeder en halen tot die tijd belangrijke stoffen uit de melk. Een Nederlandse hangoordwerg kan vrij oud worden, mits hij goed verzorgd wordt! Een Nederlandse hangoordwerg kan wel een leeftijd bereiken van 12 jaar (oudere gevallen zijn ook bekend). Natuurlijk kunnen sommige konijntjes een ziekte krijgen waardoor ze niet die leeftijd bereiken, maar over het algemeen kun je je konijn een lang leven geven! Als je een konijn aanschaft moet je je altijd bedenken dat je iemand moet kennen die jouw konijn verzorgd als je op vakantie gaat. Ga dus al voordat je het konijn koopt te rade wie hiervoor in aanmerking komt. Het is aan te raden een Nederlandse hangoordwerg te kopen bij een fokker. Daar kun je de ouders zien van je konijntje en krijg je nog nuttige informatie. Je kunt ook altijd nog bellen met vragen. De kosten lopen uiteen, in de dierenwinkel is een Nederlandse hangoordwerg meestal duurder dan bij een fokker. De kosten lopen uiteen, maar de meeste fokkers zitten wel op dezelfde prijs, tussen de 10 en 15 euro.

Dit is de bijdrage van Marit en Douwe
Website: http://www.hangoor.tk

Erkende Kleuren:
Konijngrijs – Blauwgrijs – IJzergrauw – Blauwgrauw – Zwart – Blauw- Bruin – Isabella – Madagascar – Wit – Middengeel marter – Midden sepia bruin marter – Donker sepia bruin marter – Midden blauw marter – Sallander – Chinchilla – Rustekening . Verder in de bonttekening van de meeste eerder genoemde kleuren.

Uitleg kleuren Nederlandse Hangoor Dwerg

Konijngrijs:
De kleur komt veel overeen met die van het wilde konijn.De dekkleur wordt gevormd door de zwarte haartoppen (ticking) op de licht bruingrijze dekharen. De borst en de flanken zijn zoveel mogelijk in overeenstemming met de kleur op de rug en tonen dus ook ticking, eveneens zijn de benen zo gekleurd voor zover zij niet wit zijn. De dekkleur mag niet te donker zijn (te ver zwart gekleurde haartoppen) en gewaakt moet worden tegen een te rode kleur in het dek. De ticking moet regelmatig zijn en niet vlokkerig of gegolfd. De triangel (driehoek in de nek) is bruin met blauwe grondkleur.Bij alle wildkleuringen moet de triangel zo klein mogelijk zijn. De kleur is daarbij gelijk aan de tussenkleur. De buik is wit met blauwe grondkleur. Ook de onderkant van de staart, de achterzijde van de voorbenen en binnenzijde van de achterbenen, alsmede de onderkant van de kop zijn wit of licht van kleur. De oogringen zijn iets lichter van kleur en zonder ticking. De oren zijn zwart omzoomd. De bovenkant van de staart is donkergrijs. De oogkleur is donkerbruin. De nagels donkerhoornkleurig. De dekkleur gaat over in een bruingrijze tussenkleur van iets krachtiger nuance dan het bruingrijs van de dekkleur. De grondkleur is grijsblauw.

Blauwgrijs:
De kleur komt overeen met konijngrijs, met het verschil dat alles wat bij konijngrijs zwart is (de haartoppen) vervangen is door blauw. De buikkleur is wit, met blauwe grondkleur. De oogkleur is blauwgrijs. De nagels zijn hoornkleurig. De tussenkleur is bij blauwgrijs lichter en ook de grondkleur is lichter als bij konijngrijs.

IJzergrauw:
De dekkleur wordt gevormd door lichtgrijze dekharen, die zwart getopt zijn. De mengeling van dit grijs met zwart vormt een levendige warme kleur, waarin het grijs de boventoon voert. De dekkleur mag dan ook niet te donker zijn. De dekkleur dient zich regelmatig over het gehele lichaam uit te strekken, met uitzondering van de triangel, die donkerbruin is. De buikkleur moet zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met de kleur op de rug en de flanken. De oren zijn zwart omzoomd. De bovenzijde van de staart is vrijwel zwart, de onderzijde blauwachtig. De oogkleur is donkerbruin. De tussenkleur vormt een smalle, niet zeer scherp begrensde donkerbruine zone, de grondkleur is zeer donkerblauw

Blauwgrauw:
De kleur komt overeen met ijzergrauw, met het verschil dat alles wat bij ijzergrauw zwart is (de haartoppen) vervangen is door blauw. De buikkleur moet zoveel mogelijk gelijk zijn aan de dekkleur. De oogkleur is blauwgrijs. De tussenkleur vormt een smalle, niet zeer scherpe begrensde lichtbruine zone. De grondkleur is blauw.

Zwart:
De dekkleur is glanzend diep zwart, van neuspunt tot staarteinde gelijk. De buik- en borstkleur zijn wat doffer van kleur, omdat hier de glans in de haren vrijwel ontbreekt. De snorharen zijn zwart. De nagelkleur donkerhoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin. Hoe dieper het zwart zich naar de wortel uitstrekt (tussenkleur) hoe beter. De grondkleur is diepblauw, hoe krachtiger blauw, hoe beter.

Blauw:
De dekkleur is zuiver glanzend staalblauw, van neuspunt tot staarteinde egaal. De borst en buikkleur is gelijk aan de dekkleur, met dien verstande dat ze over het geheel wat doffer is (minder glans). De snorharen zijn blauw. De nagelkleur is donkerhoornkleurig. De oogkleur is blauw. De tussenkleur volgt de dekkleur zo ver mogelijk. Hoe dieper zich het blauw naar de wortel uitstrekt, hoe beter. De grondkleur is van iets lichtere nuance.

Bruin:
De Dekkleur is egaal bruin tot donkerbruin met een goede glans over het hele lichaam. De Buik en Borst zijn iets doffer van kleur door een geringere glans. De Oogkleur is donkerbruin en vertoont onder een bepaalde belichting een rode gloed. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De snorharen zijn bruin. Tussenkleur: de bruine tot donkerbruine dekkleur zet zich zover mogelijk naar de haarbasis voort, hoe dieper het bruin tot donkerbruin zich naar de haarbasis uitstrekt hoe beter. De grondkleur is blauw hoe intenser hoe beter, de grondkleur is niet scherp begrensd.

Isabella:
De dekkleur is iets lichter geel dan bij madagascar. De dekharen zijn blauw gepunt met dien verstande dat er een lichtblauwe waas ontstaat die het gehele dek omvat zonder dat deze te donker wordt. De buikkleur en sluier zijn blauw gekleurd welke zich uitstrekt over de snuit, oren, borst, benen, onderste gedeelte van de schouder, flanken, achterhand, bovenzijde van de staart en de buik. De blauwe kleur mag niet te donker zijn. De grondkleur aan de buik is crème tot wit. De snorharen zijn blauwachtig gekleurd. De nagelkleur is hoornkleurig. De oogkleur is blauw. De tussenkleur is geel en wordt naar de haarwortel lichter. De grondkleur is crème tot wit.

Madagascar:
De dekkleur is geelbruin. De dekharen zijn zwartachtig gepunt, met dien verstande dat der een lichte waas ontstaat die het gehele dek omvat, zonder dat deze te donker wordt. De buikkleur en sluier zijn meer donker zwartachtig gekleurd welke zich uitstrekt over de snuit, oren, borst, benen, onderste gedeelte van de schouders, flanken ,achterhand, bovenzijde van de staart en de buik. De grondkleur aan buik is crème tot wit. De snorharen zijn donker gekleurd. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin.

Wit:
De kleur is smetteloos wit en vrij van aanslag.

Middengeel marter:
De kleur op de snuit, de oren, de rug, de boven- en buitenzijde van de benen, alsmede de bovenzijde van de staart is zuiver sepiabruin, doch iets lichter dan bij de sepiabruine marter. Deze kleur gaat van de snuit en de rug geleidelijk over in een veel lichtere nuance op wangen, voorhoofd, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken of strepen. Ook de onderkaak is lichter van kleur. Een sepiabruinkleurige rugpartij met geleidelijke overgang in een zeer zachte nuance wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels en buik zijn dus van een zeer zachte sepiabruinkleurige nuance. De snorharen zijn donkerbruin, de nagels zijn hoornkleurig. De oogkleur is bruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt(tussenkleur) hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur, ook de buikkleur moet nog enigszins geel opblazen.

Midden sepia bruin marter:
De kleur op de snuit, de oren, de rug en de boven- en buitenzijde der benen en van de staart is donkersepia bruin. Deze rijke, donkere sepia bruine kleur gaat van snuit en rug geleidelijk over in een lichtere nuance op wangen, voorhoofd, borst, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken en strepen. Ook de onderkaak is licht sepia bruin. Een ongeveer 8 tot 10 cm brede, diep gekleurde rugpartij met geleidelijke overgang in een lichtere nuance sepia bruin wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels en buik zijn dus licht sepia bruin. De snorharen zijn bruin, de nagels zijn hoornkleurig tot donkerkleurig. De oogkleur is donkerbruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed.Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; ook de buikkleur moet nog enigszins sepia bruin opblazen.

Donker sepia bruin marter:
De kleur is zeer donker sepia bruin, tegen zwart aan, m.b.t. de kop, de oren, de benen, de staart, alsook de rug en ongeveer 3/4 gedeelte van de zijden. Het verschil met zwart moet echter door de rossige bruine gloed, welke over deze kleur ligt, zeer goed te onderscheiden zijn. Op het onderste gedeelte van de zijden gaat deze kleur geleidelijk over in de buikkleur. De buikkleur en de kleur van het onderste gedeelte van de zijden en borst zijn van een aanmerkelijk lichter nuance, maar donkerder dan die van de midden sepia bruin. De dek- buikkleur is vrij van witte of anders gekleurde haren. De snorharen zijn bruin, de nagels zijn hoornkleurig tot donkerhoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de dekkleur zich tot de wortel uitstrekt hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; de buikkleur moet sepia bruin opblazen.

Midden blauw marter:
De kleur op de snuit, de oren, de rug, de boven- en buitenzijde van de benen, alsmede de staart, is zuiver blauw. Deze blauwe kleur gaat van de snuit en de rug geleidelijk over in een lichtere nuance op wangen, voorhoofd, schouders, flanken en schenkels, zonder vlekken of strepen. Ook de onderkaak is lichtblauw marter kleurig. Een donker gekleurde rugpartij wordt vereist. Borst, onderzijde schouders, flanken, schenkels en buik zijn van een zeer tere nuance. De snorharen zijn blauw, de nagels zijn hoornkleurig. De oogkleur is blauw, onder bepaalde belichting toont zij een rode gloed. Hoe dieper de blauwe dekkleur zich tot de wortel uitstrekt (tussenkleur), hoe beter. De grondkleur volgt zoveel mogelijk de dek- en tussenkleur; ook de buikkleur moet nog enigszins blauw opblazen.

Sallander:
Het kleurpatroon bestaat uit de dekkleur, sluier en buikkleur en omvat het gehele lichaam. Onder buikkleur en sluier wordt de zwartachtige kleur verstaan, welke zich uitstrekt over snuit, oren, borst, onderste gedeelte van de schouders, flanken, achterhand, bovenzijde van de staart, benen en buik. De sluierkleur verdunt zich naar boven en is het krachtigst op de snuit, oren en buik. De kop vanaf de ogen tot aan de wortel van de oren is dus lichter gesluierd. De sluier is vrij van onderbreking, welke men vaak aantreft op de borst, onderzijde schouders. Het staarteinde mag lichter gekleurd zijn, ook de voetzolen zijn licht. De dekkleur is gebroken wit, de uiterste toppen van de dekharen zijn zwartkleurig gepunt, waardoor het dek als het ware met een ijle bruinzwarte waas is overtrokken. De ogen zijn donkerbruin. De nagels zijn hoornkleurig. De snorharen zijn donker gekleurd.

Isabella bont
De bonttekening is niet scherp aangegeven. Wel moeten de rug en de zijden zoveel mogelijk gekleurd zijn. Ook de kop dient zoveel mogelijk gekleurd te zijn, met een geheel gekleurde snuit en dito oren. De borst en de voorbenen dienen bij voorkeur geheel wit te zijn. De achterbenen en de buik ziet men graag geheel wit of overwegend wit. Symmetrie in de tekening dient men zoveel mogelijk na te streven. Bij bonte dieren met witte voeten is de nagelkleur zonder pigment, dus kleurloos.

Chinchilla:
De dekkleur wordt gevormd door lichtgrijze haren met zwarte punten van ongelijke lengte. Al naar een regel- of onregelmatige verdeling van deze zwarte haartoppen, krijgen wij een regel- of onregelmatige ticking. Hoe onregelmatiger, hoe golvender deze ticking (rupstekening), hoe beter. De zilvergrijze kleur met zwarte, golvende ticking strekt zich uit over kop, oren, dek, borst, zijden, voorbenen en de binnenzijde van de achterbenen zijn aanmerkelijk lichter. De staart is aan de bovenzijde donker en zwart getickt, de buikkleur en de onderzijde van de staart zijn wit. De oren hebben een diepzwarte omzoming. De kleur van de pels van de Chinchilla moeten wij rangschikken onder de wildkleuringen, zij mist echter de factor voor geel. De nagels zijn donkerhoornkleurig. De oogkleur is donkerbruin. Bij het inblazen in de pels ziet men een rozet gevormd door de donkerblauwe grondkleur, waarop de tussenkleur volgt, bestaande uit een parelwitte ring, ongeveer ter breedte van plm. 3/4 cm, omgeven door een smalle zwarte kleurring. Daarop volgt de dekkleur, zoals omschreven. De kleuren zijn scherp begrensd. De blauwe grondkleur moet breder zijn dan de parelwitte ring. Bij inblazen van de buikkleur zien wij een blauwe grondkleur.

Rus-tekening zwart
Koptekening: De snuittekening, “masker”, moet de gehele snuit omvatten. Aanvangende op het midden van het neusbeen, ongeveer ter hoogte van de ogen, vormt zij een gebogen lijn die, onder de onderste ooghoeken door, zonder deze echter te raken, in een loodrechte lijn aan beide zijden van de kop naar beneden gaat en zich verder uitstrekt over de onderkaak. In geen geval mag de tekening op het neusbeen in een scherpe punt eindigen. Ook een afgeplat masker is foutief. De ideale vorm is die, gelijk aan het stompe einde van een ei. Het masker is scherp begrensd, zonder kartelingen, haken en sprieten. Het geheel is vrij van witte haren, van schimmel en van roest. De oren zijn diepzwart van kleur en aan de wortel scherp begrensd, vrij van witte haren, schimmel of roestplekken.
Lichaamstekening: (inclusief de benen). De benen, zowel de voor- als achterbenen, zijn zuiver zwart. De zwarte kleur moet minstens drievierde van de lengte der voorbenen in beslag nemen, bij de achterbenen strekt deze kleur zich uit tot 1á 11/2 cm boven het spronggewicht (hiel). De staart is zuiver zwart.