Baardagaam


Baardagamen op het spreekuur is geen uitzondering meer. Veel mensen begrijpen niet dat deze dieren thuis gehouden worden. Toch kan het houden van reptielen erg leuk zijn mits er aan een aantal voorwaarden voldaan wordt. Het is zeer verstandig om net als bij alle dieren goed na te denken of je het houden van reptielen echt om de juiste redenen wilt. Veel problemen die we bij reptielen zien komen voort uit het verkeerd houden van de dieren. Ook de voeding is vaak niet naar behoren. Dieren die wij op het spreekuur treffen zijn vaak al langere tijd niet in orde waardoor het niet gemakkelijk is de dieren weer gezond te krijgen. Om die reden vind u hieronder wat informatie over de gewenste leefomstandigheden en voeding van de dieren.

Wanneer u serieus reptielen wilt gaan houden maar daar geen ervaring mee hebt zou u kunnen starten met een baardagaam. Deze reptielen zijn relatief gemakkelijk te houden, ze vertonen leuk gedrag en worden niet zo groot als bijvoorbeeld een groene leguaan. Daarnaast zijn ze niet agressief en kunnen heel tam worden. Cijfers vertellen ons dat er bijna net zoveel baardagamen als konijnen verkocht worden in de dierenwinkels!

Baardagamen behoren tot de middelgrote hagedissen en zijn bijna wereldwijd verspreid. Tot de familie van de Agamidae behoort een groot aantal soorten.

Acanthocercus atricollis (geen Nederlandse naam)
Arabische paddenkopagame (Phrynocephalus arabicus)
Baardagame (Pogona vitticeps)
Bergduivel (Moloch horridus)
Bloedzuiger (Calotes versicolor)
Bruine stekelnekagame (Acanthosaura lepidogaster)
Bruine stekelnekagame (Acanthosaura lepidogaster)
Chinese wateragame (Physignathus cocincinus)
Doornstaartagame (Uromastyx acanthinura)
Filipijnse zeilhagedis (Hydrosaurus pustulatus)
Gevlekt vliegend draakje (Draco maculatus)
Hardoen (Laudakia stellio)
Hoekkopagame (Hypsilurus boydii)
Kolonistenagame (Agama agama)
Kraaghagedis (Chlamydosaurus kingii)
Kruisstekelnekagame (Acanthosaura crucigera)
Lesueur’s wateragame (Physignatus lesueurii)
Soa soa (Hydrosaurus amboinensis)
Somalische doornstaartagame (Uromastyx princeps)
Stekelnekagame (Acanthosaura armata)
Vliegend draakje (Draco volans)
Vlinderagame (Leiolepis belliana)
In dit stukje zullen we alleen praten over de veelgehouden Baardagame (Pogona vitticeps) Andere soorten baardagamen die veel minder gehouden worden zijn: Pogona barbata, Pogona microlepidota, Pogona minima, Pogona minor, Pogona mitchelli en Pogona nullarbor.

Deze reptielen komen uit Australië en danken hun naam aan het vermogen hun keel met stekelige schubben op te zetten waardoor een baard lijkt te ontstaan. Meestal gebeurt dit wanneer zij opgewonden zijn en verkleurt de huid dan naar zwart. Zij doen dit door 2 botjes onder de kin op te spannen zodat een huidplooi strak komt te staan.

IN HET WILD
Deze agamen leven in halfwoestijnen met droge struiken en droge bossen. We vinden ze daar bijvoorbeeld op uitstekende takken en op zonbeschenen rotsen. De nacht brengen ze door in holle bomen, onder struiken of in konijnen- of wombatholen. Alleen overdag is de agame actief want hij is koudbloedig en dus afhankelijk van de temperatuur van zijn omgeving.

TERRARIUM
De Baardagamen hebben een flink terrarium nodig. Voor twee of drie volwassen dieren is al een terrarium van 1,5×1 m bodemoppervlak nodig. Hoewel de dieren weinig schrikachtig zijn en zoals gezegd erg tam kunnen worden, krabbelen ze wel onrustig tegen de terrariumruiten aan. Dit duidt vaak op een onjuiste huisvesting of op teveel dieren in één terrarium. De inrichting van een goed terrarium voor de baardagame bestaat uit een grofkorrelige zandbodem met wat grote keien. Ook kunt u kiezen voor beukensnippers, of afgeronde kleine grintsteentjes. Problemen bij alle bodembedekkers is dat ze deze soms binnenkrijgen. Vooral bij zand kan dat een probleem zijn.

Zorg dat het voedsel nooit met zand is bedekt! De dieren hebben heel graag wat dichte struiken in het terrarium. Meestal is het niet mogelijk om een terrarium goed te beplanten, maar een paar dode struiken zonder blad voldoen ook prima en hoeven niet lelijk te zijn. Meerdere schuilgelegenheden kunnen worden gemaakt van grote zware stenen. Zorg ervoor dat deze stenen niet kunnen gaan rollen en voorkom zo dat ze de dieren verpletteren. Een stuk holle boom of bamboe is ook een goede schuilplaats. Wat dikke takken zorgen voor de rest van de aankleding. Het terrarium moet overdag fel verlicht zijn en dient warme én koelere plekken te hebben. Dit bereikt men door spots van verschillende wattages toe te passen en ervoor te zorgen dat er onverlichte plaatsen zijn. De dieren kiezen dan zelf wel waar ze de temperatuur het prettigst vinden. Het is goed om de lampen in een hitte-reflector te plaatsen zodat de temperatuur lokaal gehouden wordt en de baardagame echt in ‘the spotlight’ kan liggen. Meet de temperatuur op de warmste plek (niet hoger dan 40 graden celcius), koop dus een goede thermometer en maak geen schattingen.

De daglengte bedraagt ’s winters ongeveer 10 uur en ’s zomers 12 tot 14 uur. In hun verspreidingsgebied komen de temperaturen ’s nachts in de winter regelmatig onder het vriespunt. In deze tijd houden ze een winterrust (geen winterslaap!) die af en toe onderbroken wordt. Het is goed om dit in gevangenschap te imiteren. Gedurende 6-8 weken kunnen alle spots, op een 40 W spot na, uit en kan de temperatuur dalen tot ongeveer 15°C. Deze temperatuurdaling moet u natuurlijk langzaam inzetten, net zoals de opwarming in het voorjaar geleidelijk moet gaan. Ook wordt de voedselvoorziening gestopt maar meestal vasten de dieren zelf al als het koeler wordt. Het 40 W spotje is bedoeld voor de dieren die af en toe hun rustperiode onderbreken en zich toch even willen opwarmen.

Begin met een man en één of meerdere vrouwtjes in een terrarium en bekijk later of het wel verstandig is om meer mannen in het terrarium te houden.

In de zomer is het goed mogelijk om de dieren in een overdekt buitenterrarium te houden. Zorg er wel voor dat het in een dergelijk verblijf niet te heet wordt en de dieren weg kunnen kruipen. In het natuurlijke verspreidingsgebied kan de temperatuur gemakkelijk 40°C bereiken maar de Baardagamen kunnen daar dan in een ondergronds hol kruipen om te grote hitte te vermijden.

VOORTPLANTING
Het bepalen van het geslacht is bij dieren jonger dan 3 maanden vrijwel onmogelijk. Zelfs bij volwassen dieren is het niet altijd makkelijk. Over het algemeen zijn de mannelijke dieren iets groter en hebben ze een bredere kop. Als na de winterrust het paarseizoen begint is het sekseverschil wat duidelijker te zien: het mannetje heeft dan een iets gezwollen cloaca en staartwortel.

Mannelijk dier

Vrouwelijk dier
Bij mannetjes, kunnen zwellingen door de hemipenis aan elke kant van de staart worden gezien. Tussen deze 2 zwelling zal een dalletje zichtbaar zijn. Bij vrouwtjes zijn de zwellingen afwezig. Een andere methode is het bekijken van de femoraallporiën. Bij mannelijke dieren ouder dan 8 maanden zijn deze groter.

Het paringsgedrag van Baardagamen ziet er als volgt uit: het mannetje zal knikken met zijn kop en een zwarte baard opzetten. Het vrouwtje zal door middel van het zwaaien met haar voorpoten laten zien dat ze wil paren. De paring waarbij het mannetje het vrouwtje in de nek bijt duurt grofweg zo’n 5 minuten. Baardagamen kunnen per seizoen veel eieren leggen. Het komt voor dat een wijfje drie legsels van elk 12-25 eieren produceert. De draagtijd van de eieren is ongeveer een maand. Als het mannetje tijdens het laatste gedeelte van de draagtijd het vrouwtje blijft lastig vallen, is het beter om hem uit het terrarium te halen. Om stress, en daardoor misschien legnood bij het vrouwtje, te voorkomen moet u nooit het vrouwtje uit het terrarium halen.

Voor het leggen heeft het vrouwtje een flinke hoop vochtig zand nodig waarin een ongeveer 20 cm diep hol kan worden gegraven. Dit hol wordt na het leggen keurig afgedekt. De eieren kunnen naar een broedstoof worden overgebracht waar ze in een vochtig substraat (vermiculiet, zand, schuimrubber) worden uitgebroed. Een geschikte temperatuur ligt zo tussen de 27-29°C. Na 80-90 dagen komen de jongen uit.

Deze jongen worden in een opfokterrarium geplaatst waarin de omstandigheden hetzelfde zijn als in het terrarium van de ouders. De jongen eten insecten en ook groenvoer. Vruchten weigeren ze meestal. Na enige maanden ontstaan er verschillen in grootte. De grotere dieren moeten dan in een ander terrarium geplaatst worden zodat de kleintjes ook een kans krijgen. De jongen groeien snel en zijn na een jaar zonder winterrust al vrijwel geslachtsrijp.

OMGANG
Baardagamen vinden het prima om opgepakt te worden mits het maar rustig gaat. Zij zullen niet snel bijten en kunnen soms zelfs langdurig op schoot zitten. Je kunt ze gemakkelijk pakken door je hand onder ze door te schuiven. Pas altijd op dat ze niet vallen want een pootje is snel gebroken. Ook hygiëne is belangrijk bij het omgaan met reptielen in het algemeen. Zijn kunnen bacteriën en protozoën bij zich dragen waar ze zelf niet ziek van zijn. Wel kunnen zij deze organismen naar de mens overdragen waarbij vooral kinderen en mensen met een slechte weerstand ziek kunnen worden. Kus de baardagaam dus niet en was goed je handen wanneer je hem terug hebt gezet. Ook zwangere vrouwen moeten direct contact vermijden.

VOEDING
Baardagamen zijn omnivoren. Zowel plantaardig als dierlijk voedsel hebben zij nodig ongeveer in de verhouding 1 op 1. Als voedsel komen allerlei (grote) insecten in aanmerking, maar ook meelwormen eten ze graag. Het maakt ze niet zoveel uit, als het maar veel is. Wanneer jonge dieren niet goed eten is er iets mis!

Krekels worden vooral veel gegeten. Wanneer u krekels houdt, geef deze dan ook voldoende te eten zodat de krekels niet uitsterven of vermageren. Wanneer de krekels gezond zijn levert dit goede voeding voor uw baardagame. De krekels kunt u voeren met bijvoorbeeld kuikenvoer, granenmeel, melkpoeder, kattenbrokjes, grassen, groente en fruit. Uiteraard kunt u ook zelf insecten vangen als voedsel. Met een schepnetje door het hoge gras levert een hoop gratis insecten op. Meelwormen zijn minder geschikt voor jonge agamen omdat het chitine-pantser (buitenkant) van de meelwormen tot darmverstopping kan leiden. Ook dient men voorzichtig te zijn met het aanbieden van te grote prooien. Over het algemeen kunnen hagedissen prooien eten die 2/3 van de grootte van de kop zijn. Bij jonge dieren geldt deze regel echter niet. Bij opname van te grote voedseldelen kunnen neurologische problemen ontstaan.

Naast dierlijk voedsel is het belangrijk ze plantaardig voedsel te verstrekken. Baardagamen drinken niet uit een bakje en met planten krijgen ze vocht naar binnen. Geschikte planten zijn bijvoorbeeld sla, andijvie, peterselie en wortelgroen. In het algemeen genomen zijn de donkergroene groenten en kruiden geschikt. Geef ze niet steeds dezelfde groente maar probeer af te wisselen. Maar ook fruit zoals tomaat, kiwi, perzik, appel, peer, mango en mandarijn lusten ze. Het blijft belangrijk om er op te letten dat de dieren voldoende vocht opnemen. Worden ze minder actief en gaan ze met half dichte ogen zitten, dan is er een goede kans dat vochtgebrek het probleem is. Door de dieren met de snuit in een waterbakje te dompelen, wordt dit probleem opgelost. Belangrijk voor het spijsverteringsstelsel is het dat de dieren voldoende warm zijn. Zitten de dieren te koud dan wordt het voedsel niet verteerd en blijft het in het maagdarmkanaal rotten. Twee zaken dient u de dieren zeker te geven, een goed kalkpreparaat dat laag in fosfaatgehalte is en (bij twijfel aan de juistheid van uw UV lamp) vit D3. Strooi over het plantaardige voer steeds het kalkpreparaat en bevochtig het groen met water waarin een paar druppeltjes wateroplosbare vitamine D3-oplossing zit. Wees zuinig met het gebruik van Multi-vitamines.
Verder vinden de agamen het leuk om met de hand gevoerd te worden, zij zullen met hun kleverige tong stukjes van uw vingers pakken!

We hebben tot nu toe gesproken over natuurlijke voeding. Er komt steeds meer ervaring met kattenvoer en ook pallets worden gemaakt voor de baardagamen. Er zullen wisselende meningen zijn over voeding. Belangrijk is dan ook om u te laten informeren door een bekwame bron.

GEZONDHEID
Gelukkig is er de laatste jaren enorm veel bekend geworden over ziekte bij reptielen. Ook aan de Universiteiten wordt meer aandacht geschonken aan onderzoek en het behandelen van reptielen. De nieuwe dierenartsen zijn daardoor beter voorbereid op veelvoorkomende problemen bij reptielen. Het is niet de bedoeling hier alle ziektes van de baardagaam te bespreken en uit te diepen. Daarom zal ik slechts een aantal algemeenheden noemen.

Het begint natuurlijk bij de aankoop. Maar ook bij u thuis gelden de volgende richtlijnen:

Een gezonde baardagaam…..
is alert,
actief,
heeft heldere ogen,
heeft geen ingevallen ogen,
heeft geen opgezwollen oogleden,
heeft een gave huid,
heeft een schone cloaca,
heeft een stevige ontlasting,
heeft geen slijm in de bek of neus,
draagt geen teken of mijten,
heeft een goed sluitende bek,
en eet…

Wees erg voorzichtig bij het introduceren van nieuwe dieren in een gezonde groep. Bij voorkeur houdt u de nieuwe dieren 6 weken apart. Verstandig is het ook om de ontlasting na te laten kijken.

In de ontlasting van de dieren kunnen we verschillende soorten parasieten aantreffen die behandeld moeten worden:

Spoelwormen, de eieren zijn meestal ovaal met een donkere kern of elk gevuld met één jonge worm.
Flagellaten, bewegende eencelligen met haartjes, zijn bij 400 x vergroting duidelijk te zien. Symptomen van flagellaten zijn niet eten, braken, een vieze slijmerige ontlasting en slome dieren.
Amoeben zien eruit als donkere kernen in een helder protoplasma ( een grillige, doorzichtige, langzaam bewegende cel). Amoeben komen vooral voor bij slangen maar ook bij baardagamen en worden door insecten of menselijke handelingen overgedragen. Niet eten, een naar de staartpunt toe vuile, bloederige cloaca en bloederige ontlasting zijn symptomen van amoeben
Verminderde eetlust, vermagering en diarree (met bloed) zijn tekenen van coccidiose. Soms zijn kleine, ronde of zich delende stadia in mestpreparaten te vinden. Overtollig slijm in de bek duidt vaak op longaandoeningen. Verzamel het met een wattenstaafje (een swab) in een buisje en breng het naar een dierenarts.
Een gezonde reptielenbek is van binnen in principe rozewit. Mondrot (stomatitis) uit zich in eerste als lichte, gezwollen slijmvliezen in of rond bek of neus, rode puntjes en lichtgeel en kazig, afgestorven weefsel in de bek. Het komt vooral voor bij verzwakte slangen en reptielen.

Longontsteking (pneumonie) uit zich door overtollig slijm in en op de neus en bek, een piepend geluid bij een zware ademhaling en een geopende bek tijdens de ademhaling (gapen). Het gaat soms gepaard met mondrot, maar komt bij alle reptielen ook zelfstandig voor. Tocht is meestal de oorzaak.

Opgezwollen of tranende ogen kunnen duiden op een vitamine A tekort. Ook een vitamine A houdende oogzalf wordt geadviseerd.

Mijten zuigen bloed bij reptielen. De donkerrode tot zwarte, 1 mm grote mijten zitten overdag meestal verscholen in huidplooien (oksels, oogleden), onder schubben en in ooropeningen. Mijten zijn vaak beter te herkennen aan een zilveren stof op de reptielen (vervellingshuidjes van mijten). Vervang het bodemsubstraat door kranten.

Abcessen kunnen met een scalpel geopend worden, met een wattenstaafje worden schoongemaakt en daarna worden ingewreven met een antibioticumzalf.

Rachitis uit zich o.a. in kromme poten of staart, uitstekende heupbeenderen, plotselinge breuken, weke schilden, slappe kaken, opgezette tenen, slechte eischalen, slechte ei-uitkomst, dode, kleine, zwakke en mismaakte jongen. Rachitis wordt veroorzaakt door gebrek aan vitamine D3 of kalk. Het is, zeker bij uitgegroeide dieren, moeilijk te verhelpen en moet dus voorkomen worden (zie voeding)

Alle reptielen kunnen door verschillende oorzaken (verstopping, ziekte, bevalling) hun cloaca of (hemi)penis naar buiten duwen (prolaps). Houd het gedeelte vochtig en schoon en maak een afspraak bij uw dierenarts.

Verstoppingen van het maagdarmstelsel kunnen ontstaan als er zand en stenen worden meegehapt met voer dat niet in een bakje ligt, als er te weinig drinkgelegenheid is of als het voedsel te vezelarm is. Dieren ontlasten niet meer, hebben een dikke buik en persen vaak. Dit kan vaak verholpen worden door zonnebloemolie, paraffine of glycerine (3 ml per kilo) via een sonde (b.v. een lang siliconen buisje dat op een injectiespuit past) via de slokdarm in/voor de maag te brengen. Veel grote baardagamen hebben enorme sterke kaken die moeilijk open te krijgen zijn. Steek dan een plat voorwerp (b.v. plastic lepelsteel of houten spatel bij niet te grote hagedissen) tussen de kaken en draai het verticaal. Houd het zo, terwijl een tweede persoon een sonde zover inbrengt, dat hij lichte weerstand voelt. Spuit dan het middel naar binnen.

Vervellingsresten duiden op een te droog terrarium of op vitamine A gebrek. Wanneer de reptielen vervellen, help ze dan niet door het trekken aan de losse vellen, dit kan de onderliggende huid beschadigen. Beter is het de dieren te baden in lauw water of te benevelen.

Ook bij dieren die u verdenkt van verstopping zijn warme baden goed.

Soms moeten baardagamen onder dwang gevoerd worden. Doe dit niet te snel, probeer eerst de oorzaak van de voedselweigering weg te nemen. Dwangvoederen is zeer stressverwekkend en mag alleen als laatste redmiddel worden toegepast. Bij hagedissen en schildpadden kan een pasta of vloeistof via een sonde in de maag worden

Vergeet niet om regelmatig de bodembedekkers te vervangen of te reinigen/desinfecteren.
Het knippen van nagels bij baardagamen is vaak niet nodig als er voldoende ruwe stenen in het terrarium aanwezig zijn.

Al enige jaren wordt er een probleem op internet besproken dat Yellow Fungus, ofwel gele schimmel heet. Het gaat hier om een aandoening van de huid waarbij gele plekken zich over het dier verspreiden.

Wanneer u twijfelt aan de gezondheid van uw dier kunt u het beste een dierenarts bezoeken. Bij het maken van een afspraak is het wel zinnig om te vragen of er een dierenarts aanwezig is die zich bezighoudt met de behandeling van reptielen.